BE1011908A6 - Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting. - Google Patents

Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1011908A6
BE1011908A6 BE9800359A BE9800359A BE1011908A6 BE 1011908 A6 BE1011908 A6 BE 1011908A6 BE 9800359 A BE9800359 A BE 9800359A BE 9800359 A BE9800359 A BE 9800359A BE 1011908 A6 BE1011908 A6 BE 1011908A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
rotor
stator
transport device
chamber
openings
Prior art date
Application number
BE9800359A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Beleyr Gunther De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Beleyr Gunther De filed Critical Beleyr Gunther De
Priority to BE9800359A priority Critical patent/BE1011908A6/nl
Priority to AT99201432T priority patent/ATE244668T1/de
Priority to DE69909370T priority patent/DE69909370T2/de
Priority to EP99201432A priority patent/EP0959030B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1011908A6 publication Critical patent/BE1011908A6/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H3/00Separating articles from piles
    • B65H3/08Separating articles from piles using pneumatic force
    • B65H3/10Suction rollers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H5/00Feeding articles separated from piles; Feeding articles to machines
    • B65H5/24Feeding articles in overlapping streams, i.e. by separation of articles from a pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/42Piling, depiling, handling piles
    • B65H2301/423Depiling; Separating articles from a pile
    • B65H2301/4232Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles
    • B65H2301/42322Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles from bottom of the pile

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Feeding Of Articles By Means Other Than Belts Or Rollers (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Delivering By Means Of Belts And Rollers (AREA)
  • Control And Other Processes For Unpacking Of Materials (AREA)

Abstract

Inrichting voor het overlappend toevoeren van gestapelde dunne voorwerpen, in het bijzonder enveloppen (1), aan een transportinrichting (3), daardoor gekenmerkt dat ze een rond een stator (5) wentelbare rotor (7) bevat en middelen (9) om de rotor (7) aan te drijven, waarbij de stator (5) van een op de buitenomtrek ervan uitmondende kamer (6) voorzien is die op een vacuümbron (10) aangesloten is en de rotor (7) van openingen (8) voorzien is die tijdens de wenteling van de rotor (7) tijdelijk tegenover de uitmonding van de kamer (6) gelegen zijn.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overlappend toevoeren van gestapelde dunne voorwerpen, in het bijzonder enveloppen, aan een transportinrichting. 



  Dergelijke inrichtingen worden gebruikt voor het toevoeren van te bedrukken enveloppen aan een drukmachine. 



  Doordat de enveloppen overlappend door de transportinrichting aan de drukmachine aangeboden worden, moeten ze, wanneer ze één voor één door de drukmachine opgenomen worden, een kleinere afstand afleggen dan wanneer ze volledig na elkaar op de transportinrichting zouden gelegen zijn, hetgeen een hogere druksnelheid toelaat. 



  Het is duidelijk dat het hierbij van belang is dat de opeenvolgende enveloppen elkaar met een zelfde constante afstand overlappen of ze met hun voor-of achterkant op gelijke afstanden van elkaar gelegen zijn. 



  Bekende inrichtingen van voornoemd type bevatten wrijvingsbanden waarbij door frictie enveloppen   één   voor   één   van de onderkant van een stapel genomen worden. 



  Dergelijke inrichtingen laten evenwel niet toe de vereiste constante overlapping van de enveloppen te verkrijgen. 



  Andere bekende inrichtingen bevatten een geperforeerde zuigband die de beweegbaar is over een opening die via een leiding in verbinding staat met een vacuümbron. Telkens   één   enveloppe van de stapel moet genomen worden, komt de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 zuigband met perforaties over de opening zodat de enveloppe op de band vastgehouden wordt. 



  Deze inrichtingen hebben een beperkte toevoersnelheid, zijn weinig flexibel instelbaar en veroorzaken een onregelmatige toevoerafstand van de enveloppen onderling. 



  De uitvinding heeft een inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting als doel die voornoemde en andere nadelen niet vertoont en die relatief eenvoudig van constructie en dus ecomomisch is maar toch met relatief grote snelheid platte voorwerpen en in het bijzonder enveloppen, nauwkeurig en dus met constante afstand onderling, kan aanvoeren. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat ze een rond een stator wentelbare rotor bevat en middelen om de rotor aan te drijven, waarbij de stator van een op de buitenomtrek ervan uitmondende kamer voorzien is die op een vacuümbron aangesloten is en de rotor van openingen voorzien is die tijdens de wenteling van de rotor tijdeljk tegenover de uitmonding van de kamer gelegen zijn. 



  De openingen kunnen volgens een gatenpatroon voorkomen en in het bijzonder axiaal gerichte rijen gaten vormen maar bij voorkeur zijn de openingen in de rotor axiaal gerichte gleuven, waardoor de fabricage gemakkelijker is en er bijvoorbeeld minder ontbraamd moet worden. 



  Niet enkel de rotatiesnelheid van de rotor kan instelbaar zijn ; de stator kan ook instelbaar zijn rond de rotatieas van de rotor. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  De middelen om de rotor aan te drijven, kunnen minstens twee aandrijfriemen bevatten. In dit geval kunnen deze riemen met dezelfde lineaire snelheid aangedreven worden als de transportinrichting zodat ze het transport van de voorwerpen van de rotor naar de transportinrichting kunnen verzekeren. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een doorsnede weergeeft van een inrichting voor het overlappend toevoeren aan een transportinrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid ; figuur 3 in zijaanzicht met gedeeltelijke wegsnijding een praktische toepassing van de inrichting volgens de uitvinding in een aanvoerinrichting van een drukmachine weergeeft ; figuur 4 op grotere schaal een bovenaanzicht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 met F4 is aangeduid ;

   figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4, op groter schaal ; figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5. 



  De inrichting weergegeven in figuren 1 en 2 dient voor het overlappend toevoeren van enveloppen 1 uit een stapel 2 aan een transportinrichting 3 en bestaat in hoofdzaak uit een 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 gestel 4, een daarop aangebrachte stator 5 die van een op zijn omtrek uitgevende kamer 6 voorzien is, een rotor 7 die de stator 5 omringt en van openingen 8 is voorzien, middelen 9 om deze rotor 7 aan te drijven en een vacuümbron 10, bijvoorbeeld een vacuümpomp, die door middel van een leiding 11 op de kamer 6 van de stator 5 in verbinding staat. 



  De stator 5 is, in het weergegeven voorbeeld, een cilindrisch lichaam dat met zijn as horizontaal vastgemaakt is aan het gestel 4. De kamer 6 is langwerpig en axiaal gericht en sluit, enerzijds, aan op een axiaal kanaal 12 dat deel uitmaakt van de leiding 11 en mondt, anderzijds, met een langwerpige opening uit op de buitenomtrek van de stator 5, aan de bovenkant van de stator 5. 



  De rotor 7 is buisvormig met een binnendiameter die praktisch gelijk is aan de buitendiameter van de stator 5. 



  De middelen 9 om de rotor 7 aan te drijven, bestaan in de in de figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm uit een motor 13 en riemen 14. 



  De openingen 8 zijn axiaal gerichte sleuven waarvan de breedte, aan de binnenkant van de rotor 7 gemeten, bijvoorbeeld nagenoeg gelijk is aan de breedte van voornoemde opening waarmee de kamer 6 op de buitenomtrek van de stator 5 uitmondt. Deze laatste breedte kan gelijk zijn aan de tussenafstand van de openingen 8, aan de binnenkant van de rotor 7 en in de rotatiezin gemeten. 



  Het aantal openingen 8 hangt af van de gewenste afstand tussen de opeenvolgende enveloppen 1 op de transportinrichting 3 die bestaat uit een of meer eindloze riemen 15 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 die over wielen 16 geleid worden waarvan er   één   op een niet in de figuren weergegeven wijze door een motor aangedreven wordt die synchroon werkt met voornoemde motor 13. 



  De aandrijving van de transportinrichting 3 kan in een variante ook voornoemde middelen 9 vormen om de rotor 7 aan te drijven die dan bijvoorbeeld onder tussenkomst van de riemen 15 aangedreven kan worden. 



  Boven het bovenste gedeelte van de transportinrichting 3 is een aanslag 17 voor de stapel 2 instelbaar op het gestel 4 aangebracht. 



  De werking van de inrichting is als volgt. 



  De stapel 2 met de te bedrukken enveloppen 1 wordt tegen de aanslag 17 geplaatst zodat de onderste enveloppe 1 met haar achterste gedeelte boven de rotor 7 en meer bepaald boven de uitmonding van de kamer 6 van de stator 5 gelegen is en met haar voorste gedeelte op de transportinrichting 3 rust. 



  Wanneer de inrichting in werking gesteld wordt, wordt de rotor 7 door de motor 13 aangedreven in de door pijl Pl in de figuren 1 en 2 weergegeven zin, in synchronisatie met de transportinrichting 3 die aangedreven wordt in de door de pijl P2 weergegeven zin, zodanig dat de lineaire snelheid van de omtrek van de rotor 7 gelijk is aan de lineaire snelheid van de transportinrichting 3, en wordt door de vacuümbron 10 via de leiding 11 een onderdruk gecreëerd in de kamer 6 zodat een aanzuiging ontstaat die in de figuren 1 en 2 weergegeven is met pijl P3. 



  Hierdoor wordt de enveloppe 1 die zieh onderaan de stapel 2 bevindt tegen de rotor 7 aangezogen wanneer een opening 8 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 van de rotor 7 tegenover de uitmonding van de kamer 6 van de stator 5 gelegen is. 



  Door de aanzuiging wordt de enveloppe 1 meegesleurd met de rotor 7 en onder de stapel 2 voorwaarts, verder op de transportinrichting 3 geschoven. 



  Op dezelfde manier wordt, een volgende enveloppe 1 door een volgende opening 8 aangezogen en met de rotor 7 meegenomen zodra deze volgende opening 8 tegenover de uitmonding van de kamer 6 komt te liggen, hetgeen, doordat de enveloppen 1 enkel met hun achterste gedeelte boven de rotor 7 gelegen zijn, het geval is onmiddellijk na of zelfs nog tijdens het verplaatsen van de vorige enveloppe 1. 



  Deze volgende enveloppe   1   wordt boven de vorige op de transportinrichting 3 geschoven zodat op deze transportinrichting 3 de enveloppen 1 elkaar overlappen en hun achterste randen op een constante en vaste afstand van elkaar liggen met telkens de laatst meegenomen enveloppe 1 bovenaan. 



  Indien de enveloppen 1 teveel naar achter liggen ten opzichte van de rotor 7, zouden er meerdere op elkaar volgende openingen 8 de onderste enveloppe moeten meenemen alvorens deze volledig op de transportinrichting 3 rust en dus van boven de rotor 7 weg is. 



  De afstand tussen de opeenvolgende enveloppen 1 hangt af van de afstand tussen de openingen 8 en dus van het aantal openingen 8 verspreid over de omtrek van de rotor 7, maar ook van de positie van de onderste enveloppe 1 ten opzichte van de opening 8 wanneer het meenemen ervan begint. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Deze afstand kan dus ingesteld worden door de stapel 2 te verschuiven en dus door de aanslag 17 in te stellen. 



  Het verplaatsen van deze aanslag 17 laat ook toe enveloppen 1 van verschillend formaat te behandelen. 



  Indien ervan uitgegaan wordt dat elke enveloppe 1 door   één   opening 8 aangezogen en verplaatst wordt, hangt de afstand waarover een aangezogen enveloppe   1   verplaatst wordt, af van de grootte van de uitmonding van de kamer 6 op de buitenomtrek van de stator 5. 



  Het ogenblik waarop het aanzuigen en verplaatsen van een enveloppe 1 begint, hangt af van de ligging van de uitmonding van de kamer 6, en kan eventueel gewijzigd worden door de stator 5 rond de rotatieas van de rotor 7 te wentelen. 



  De snelheid waarmee de enveloppen 1 op de transportinrichting 3 geplaatst worden, hangt af van de snelheid van de rotor 7 die bijvoorbeeld gesynchroniseerd is met deze van de transportinrichting 3 en wordt bepaald door de snelheid van de erdoor gevoede drukmachine. 



  In figuren 3 tot 6 wordt een meer praktische uitvoering van voornoemde inrichting weergegeven. 



  In deze uitvoering bestaat het gestel 4 uit twee zijwanden 18 en 19 die verbonden zijn door dwarsverbindingen 20. 



  De stator 5 wordt door deze zijwanden 18 en 19 gedragen door middel van horizontale stangen 21 en 22 die deze stator 5 aan beide uiteinden verlengen en die met een uiteinde verdraaibaar in de zijwand 18 of 19 aangebracht 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 zijn. Op de stang 21 is aan de buitenzijde van de zijwand 18 een knop 23 bevestigd waarmee de stang 21 en dus ook de stator 5 kan gewenteld worden om de richting van de uitmonding van de kamer 6 in te stellen en waarmee deze stang 21 ook, eenmaal ingesteld, kan geblokkeerd worden. 



  Voornoemde leiding 11 tussen de kamer 6 en de vacuümbron 10 strekt zich voor een gedeelte doorheen de stang 22 uit. 



  De rotor 7 is met zijn uiteinden door kogellagers 24 rond de stangen 21 en 22 gelagerd. De openingen 8 zijn gleuven die in de langsrichting van de rotor 7 gericht zijn. 



  De middelen 9 om deze rotor 7 aan te drijven, bevatten twee 0-riemen 25 die enerzijds in groeven 26 op de uiteinden van de rotor 7 en anderzijds over wielen 27 aangebracht zijn die naast voornoemde wielen 16 vastgemaakt zijn op een horizontale as 28 die met haar uiteinden door middel van lagers 29 gelagerd is in de twee zijwanden 18 en 19. 



  De riemen 15 zijn, enerzijds, rond deze wielen 16 en, anderzijds, rond een keertrommel 30 aangebracht die rechtstreeks aangedreven wordt door een motor 31. 



  Daar waar de riemen 15 in contact zijn met de keertrommel 30 worden ze bedekt door eindloze riemen 32 die elk over drie op assen 33 vastgemaakte wielen 34 en een verend op het gestel 4 aangebrachte spanrol 35 geleid worden. De assen 33 zijn in de zijwanden 18 en 19 gelagerd en zo gelegen dat een gedeelte van de riemen 32 zich van boven naar beneden, langs de keertrommel 30 uitstrekt en praktisch horizontaal eindigt op een einde van een bijkomende transportinrichting met eindloze riemen 36. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 De aanslag 17 is boven de transportinrichting 3 instelbaar en is hiertoe verplaatsbaar over op de binnenzijde van de zijwanden 18 en 19 aangebrachte geleidingen 37 en daarop door klemmen 38 blokkeerbaar. 



  Aan de zijde van de rotor 7 zijn nog in de dwarsrichting verplaatsbare en in een stand blokkeerbare hulpaanslagen 39 aangebracht om de enveloppen 1 ook in de dwarsrichting te positioneren. 



  Aan de andere zijde is zijn op de aanslag 17 twee drukwieltjes 40 aangebracht die verend op de bovenkant van de transportinrichting 3 drukken. 



  Zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 zijn op het uiteinde van de inrichting en dus aan de andere zijde van de rotor 7 dan de aanslag 17 een aantal vingers 41 gelegen die verschuifbaar zijn over en wentelbaar zijn rond een dwarsstang 42, maar door middel van een spanschroef 43 op deze dwarsstang 42 blokkeerbaar zijn. 



  Deze dwarsstang 42 is met haar uiteinden vast aan de zijwanden 18 en 19 en vormt één van voornoemde dwarsverbindingen 20 en is iets hoger gelegen dan de stangen 21 en 22 zodanig dat de vingers 41 boven deze stangen 21 en 22 gelegen zijn. 



  De werking van deze uitvoeringsvorm is analoog aan de hoger beschreven werking, met in hoofdzaak dit verschil dat de stapel 2 anders ondersteund wordt en de door de rotor 7 aangezogen onderste enveloppe 1 na de verplaatsing door de rotor 7 verder naar de transportinrichting 3 verplaatst wordt door de 0-riemen 25. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



  De stapel 2 die met de achterkant boven de rotor 7 met behulp van de aanslag 17 en de hulpaanslagen 39 gepositioneerd werd, steunt op de 0-riemen 25 en, naast de rotor 7, op vingers 41. 



  Door middel van de riemen 14 wordt de rotor 7 aangedreven door de transportinrichting 3 en uiteraard in synchronisatie ermee. 



  Wanneer een gleuf van de rotor 7 tegenover de kamer 6 gelegen is, wordt de onderste enveloppe 1 aangezogen waardoor ze tussen de 0-riemen 25 doorbuigt. 



  Na het loslaten van deze enveloppe 1 wordt ze verder getransporteerd door deze 0-riemen 25, vervolgens door de riemen 15, omgekeerd door de keertrommel 30 en verder overgenomen door de riemen 32 en overgedragen aan de riemen 
 EMI10.1 
 36. 



  In een variante van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen is de uitmonding van de kamer 6 op het buitenoppervlak van de stator 5 niet door een gleuf maar door een gatenpatroon, bijvoorkeur een axiaal gerichte rij gaten, gevormd. 



  Ook de openingen 8 kunnen in plaats van door axiaal gerichte sleuven ook door een gatenpatroon, meer in het bijzonder op een axiaal gerichte rij gelegen gaten gevormd worden. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting kan in 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

Conclusies.
1. - Inrichting voor het overlappend toevoeren van gestapelde dunne voorwerpen, in het bijzonder enveloppen (1), aan een transportinrichting (3), daardoor gekenmerkt dat ze een rond een stator (5) wentelbare rotor (7) bevat en middelen (9) om de rotor (7) aan te drijven, waarbij de stator (5) van een op de buitenomtrek ervan uitmondend kamer (6) voorzien is die op een vacuümbron (10) aangesloten is en de rotor (7) van openingen (8) voorzien is die tijdens de wenteling van de rotor (7) tijdeljk tegenover de uitmonding van de kamer (6) gelegen zijn.
2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de openingen (8) axiaal gerichte gleuven zijn.
3.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de openingen (8) een gatenpatroon vormen en bij voorkeur op axiaal gerichte rijen gelegen gaten zijn.
4.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitmonding van de kamer (6) op het buitenoppervlak van de stator (5) een langwerpige opening is die evenwijdig aan de as van de rotor (7) gericht is.
5.-Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de uitmonding van de kamer (6) op het buitenoppervlak van de stator (5) een gatenpatroon vormt en bij voorkeur door een evenwijdig aan de as van de rotor (7) gerichte rij gaten gevormd is. <Desc/Clms Page number 13>
6.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de breedte van de uitmonding van de kamer (6) op het buitenoppervlak van de stator (5) nagenoeg gelijk is aan de afstand, gemeten aan de binnenkant van de rotor (7) en in de rotatiezin, tussen de openingen (8) in de rotor (7).
7.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de stator (5) instelbaar is rond de rotatieas van de rotor (7).
8.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies daardoor gekenmerkt dat de middelen (9) om de rotor (7) aan te drijven minstens twee riemen (15) bevatten die zieh over deze rotor (7) uitstrekken.
9.-Inrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (3) zelf deel uitmaakt van de middelen (9) om de rotor (7) aan te drijven.
10.-Inrichting volgens conclusies 8 en 9 daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (3) riemen (15) bevat die zieh over wielen (16) uitstrekken en voornoemde riemen (15) die zieh over de rotor (7) uitstrekken zieh ook uitstrekken zieh over wielen (27) die gekoppeld zijn aan de eerstgenoemde wielen (16).
11.- Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies daardoor gekenmerkt dat ze een aanslag (17) voor de stapel (2) bevat die boven de transportinrichting (3) opgesteld is.
12.-Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de aanslag (17) instelbaar is zodat voorwerpen (1) van <Desc/Clms Page number 14> een verschillend formaat aan de transportinrichting (3) kunnen worden aangevoerd.
13.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (3) een keertrommel (30) bevat en een ter plaatse van deze keertrommel (30) over de transportinrichting (3) geleide bijkomende transportinrichting om de voorwerpen (1) bij het keren tegen te houden en vervolgens over te nemen.
BE9800359A 1998-05-13 1998-05-13 Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting. BE1011908A6 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9800359A BE1011908A6 (nl) 1998-05-13 1998-05-13 Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting.
AT99201432T ATE244668T1 (de) 1998-05-13 1999-05-06 Vorrichtung zum zuführen von dünnen gegenständen zu einer transporteinrichtung in geschuppter formation
DE69909370T DE69909370T2 (de) 1998-05-13 1999-05-06 Vorrichtung zum Zuführen von dünnen Gegenständen zu einer Transporteinrichtung in geschuppter Formation
EP99201432A EP0959030B1 (en) 1998-05-13 1999-05-06 Device for supplying thin objects to a conveying device in an overlapping manner

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9800359A BE1011908A6 (nl) 1998-05-13 1998-05-13 Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1011908A6 true BE1011908A6 (nl) 2000-02-01

Family

ID=3891243

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9800359A BE1011908A6 (nl) 1998-05-13 1998-05-13 Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0959030B1 (nl)
AT (1) ATE244668T1 (nl)
BE (1) BE1011908A6 (nl)
DE (1) DE69909370T2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1147880A1 (en) * 2000-04-20 2001-10-24 Luigi Manfredini Machine for the application of a tear-open string to writing envelopes
US6446955B1 (en) * 2000-08-28 2002-09-10 Pitney Bowes Inc. Method and apparatus for feeding envelopes

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4771896A (en) * 1986-06-30 1988-09-20 Newsome John R Apparatus for forming a running shingle of documents
WO1990011953A1 (de) * 1989-04-03 1990-10-18 Reinhard Stenz Couvertanleger mit vakuumsaugtrommel
US5213320A (en) * 1990-04-18 1993-05-25 Konica Corporation Paper feed device
US5417158A (en) * 1993-12-03 1995-05-23 Multi-Plastics, Inc. Reciprocator sleeve for use in a printing press machine having an envelope feeder
EP0857674A3 (en) * 1997-02-11 2000-03-29 Gämmerler AG Apparatus for forming a stream of uniformly overlapped printed products

Also Published As

Publication number Publication date
ATE244668T1 (de) 2003-07-15
DE69909370T2 (de) 2004-05-27
DE69909370D1 (de) 2003-08-14
EP0959030A1 (en) 1999-11-24
EP0959030B1 (en) 2003-07-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4221373A (en) Apparatus for folding paper sheets or the like
US6494452B1 (en) Method and apparatus to decelerate printed product in a stacking process
JP4056100B2 (ja) 枚葉輪転印刷機の排紙装置における枚葉紙の自動分離装置
JPH02261740A (ja) 板紙の供給装置
FR2418186A1 (fr) Appareil pneumatique d&#39;alimentation en feuilles
JPH0158087B2 (nl)
SU1449008A3 (ru) Способ накоплени подаваемых прерывистым потоком листов в пакет и устройство дл его осуществлени
JP4878104B2 (ja) 印刷機を通じて枚葉紙を搬送するための方法および該方法を実施するための装置
BE1011908A6 (nl) Inrichting voor het overlappend toevoeren van dunne voorwerpen aan een transportinrichting.
FR2468536A1 (fr) Appareil et procede pour faire entrer dans une machine et recueillir a sa sortie une file ininterrompue de feuillets
US3915085A (en) Apparatus for printing and handling hollow bodies
JPH05238630A (ja) 印刷物を収集または丁合いし、そして綴じるための方法およびこの方法を実施するための装置
JP2005112633A (ja) 装丁された本、雑誌またはカタログを製造するための方法
US3229596A (en) Box making apparatus
NL8201353A (nl) Inrichting voor het geleiden van een baan materiaal.
JP4149163B2 (ja) 搬送通路に印刷製品を供給するための装置
US2699942A (en) Stacking machine
US8152168B2 (en) Apparatus and method for forming a stream of overlapping sheets or stacks of sheets
JPS6315224B2 (nl)
FR2537959A1 (fr) Dispositif de soufflage d&#39;air pour empileuses d&#39;ebauches de cartons
JPH05177817A (ja) 枚葉紙印刷機に対する枚葉紙給排装置
US6544160B1 (en) Former
JPH0699064B2 (ja) 折りフラップ胴から折り丁を受け取る装置
NL1005377C2 (nl) Inrichting voor het vouwen van een plat stuk wasgoed, en werkwijze daarvoor.
US3586312A (en) Envelope folder

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *DE BELEYR GUNTHER

Effective date: 20040513