<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET VERBRANDEN VAN AFVAL
De uitvinding betreft een inrichting met roterende verbrandingstrommel waarmee het mogelijk is allerlei soorten afval, zoals huisvuil, ziekenhuisafval en chemische afval, afdoend te verbranden.
Gekend is een inrichting voor het verbranden van afval en die een enkelvoudige verbrandingstrommel bevat, een middel om de trommel roterend om haar as aan te drijven, middelen voor het geleiden van de trommel tijdens haar roterende beweging en een brander voor het verhitten van verbrandingslucht en de in het afval opstijgende rookgassen.
Deze inrichting heeft echter als nadeel dat om overbelasting met afval van de trommel te vermijden en een goede verbranding van het afval te bekomen, de capaciteit van de inrichting beperkt is. Bovendien is gebleken dat deze inrichting meer geschikt is voor het verbranden van slib-en deegachtigde afvalstoffen maar minder voor de verbranding van huisvuil.
Om deze nadelen te ondervangen is volgens het voornaamste kenmerk der uitvinding een inrichting verwezenlijkt waarvan de trommel is voorzien van een dubbele wand die aan zijn achterste einde is afgesloten en waarvan de binnenste wand is voorzien van openingen, van een holle centrale buis voorzien van openingen en waarvan het achterste einde is afgesloten, en van radiale dubbele wanden voorzien van openingen en die genoemde buis en de dubbele trommelwand met elkaar in verbinding stellen, waarbij een leiding is voorzien voor het rechtstreeks inblazen van verbrandingslucht in de trommel en een leiding om de verbrande rookgassen uit de trommel minstens gedeeltelijk te recycleren en ze opnieuw in de
<Desc/Clms Page number 2>
trommel te sturen, voor het afkoelen van de dubbele trommelwand en het aanbakken van afval in de trommel te voorkomen.
Door de radiale dubbele wanden van de trommel wordt een goede menging van het afval in de trommel bekomen, waardoor een afdoende verbranding van het afval mogelijk is en worden tevens de toegevoerde verbrandingslucht, de uit het afval opstijgende rookgassen en de gerecycleerde rookgassen afdoende gemengd door werveling, zodat eveneens een goede verbranding der gassen wordt bekomen.
Tevens wordt door de bijzondere indeling van de trommel de nuttige verbrandingsoppervlakte aanzienlijk vergroot, waardoor de laagdikte van het afval kan worden verminderd zodat het beter dan voorheen kan worden gedroogd en verbrand. Tevens wordt in deze trommel het afval niet opgerold tijdens de roterende beweging van de trommel maar wordt een goede verdeling van het afval in de trommel bekomen.
Een ander voordeel van de inrichting overeenkomstig de uitvinding is dat de verbrandingsruimte in de trommel zeer compact kan worden gehouden, zodat deze ruimte vrij vlug kan worden opgewarmd, hetgeen van belang is bij het opstarten en het stopzetten van de afvalverbranding.
Nog een voordeel is dat door de gedeeltelijke recyclage van de afgevoerde rookgassen kan worden gebruik gemaakt van een kleinere rookgasventilator, schouw en bijhorende leidingen en dat hierdoor het CO gehalte in de gassen, het energieverbruik en de kosten van de verbrandingsinrichting laag worden gehouden. Andere gunstige gevolgen van de recyclage van de rookgassen en het rechtstreeks toevoeren van verbrandingslucht zijn dat deze als koelmiddel worden gebruikt voor het afkoelen van de dubbele wand van de trommel, dat de temperatuur
<Desc/Clms Page number 3>
in de ovenruimte van de trommel wordt beheerst en dat de gegarandeerde hoeveelheid afval kan worden verbrand en het mogelijk wordt de buitenmuren van de inrichting alleen van een isolerende laag te voorzien in plaats van deze op te trekken van vuurvaste steen.
Doordat de verbrandingslucht en de gerecycleerde rookgassen rechtstreeks in het vuur worden geblazen, is een goede regeling van de temperatuur in de trommel en een goede naverbranding van het afval mogelijk, zodat alle soorten afval kunnen worden verbrand.
Nog een voordeel is dat de trommel uit meerdere delen kan worden samengesteld, zodat de lengte van de trommel kan gewijzigd worden naargelang het beoogde doel.
Als voorbeeld, zonder enig begrenzend karakter, volgt hierna een uitvoeriger beschrijving van een verkozen uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding. Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. 1 een verticale langsdoorsnede weergeeft van een volledige verbrandingsinrichting ; fig. 2 in gedeeltelijke vergrote verticale langsdoorsnede de trommel met omringende delen weergeeft ; fig. 3 een vergrote dwarsdoorsnede weergeeft van de trommel volgens de lijn III-III van fig. 2 ; fig. 4 een vergrote verticale langsdoorsnede weergeeft van een klep van de trommel ; fig. 5 een horizontale doorsnede weergeeft van een klep volgens de lijn V-V van fig. 4.
In deze figuren bemerkt men een naar achter afhellende trommel 1 met open einden voor het verbranden van het afval. Deze trommel heeft een dubbele wand 2-3 die aan het voorste einde open en aan het achterste einde gesloten is en waarvan de binnenwand 3 over het grootste gedeelte van zijn oppervlak is voorzien van
<Desc/Clms Page number 4>
openingen 4 met vier radiale groefjes 5 en waarin een klep 6 is gemonteerd. Elke klep heeft een beschermkap 7 aangebracht boven de opening 4 om te voorkomen dat er zieh afval in de opening zou vastzetten en een bolvormige afsluiter 8 die op en af kan bewegen tussen vier geleidingsstangen 9 en die in staat is de opening 4 af te sluiten met uitzondering van de vier radiale groefjes 5. Door deze schikking kan steeds een kleine hoeveelheid verbrandingslucht langs de zitting van de klep ontsnappen.
Centraal in de trommel 1 is een holle buis 10 opgesteld die eveneens over haar oppervlak is voorzien van openingen 4 waarin een klep 6 zoals hiervoor beschreven is gemonteerd. Het achterste einde van deze buis 10 is afgesloten. Tussen de buis 10 en de binnenwand 3 van de trommel 1, zijn vier radiaal opgestelde dubbele wanden 11 voorzien die de buis met de ruimte tussen de dubbele wand 2-3 in verbinding stellen. Ook deze radiale wanden zijn over hun oppervlak voorzien van openingen 4 en kleppen 6 zoals hiervoor beschreven. Het voorste open einde van de buis 10 is gelegerd in een rollager 12 dat in een vaste wand 13 is gemonteerd. Het voorste open einde van de dubbele wand 2-3 draait in een ringvormige geleidingsrail 14 met ringvormige doorgang 15 die aansluit op het open einde van de dubbele wand 2-3 van de trommel.
Genoemde geleidingsrail maakt deel uit van genoemde wand 13. De trommel 1 wordt aan haar omtrek roterend aangedreven door een aandrijvingsmechanisme 16. De buitenmantel van de trommel 1 is voorzien van meerdere U-vormige leiringen 17 waarin leirollen 18 grijpen. De vaste wand 13 maakt deel uit van een kamer 19 waarin het voorste gedeelte van de buis 10 uitmondt. In deze kamer is eveneens de brander 20 opgesteld waarvan de blaaspijp uitmondt in het voorste gedeelte van de trommel 1 en bestemd is voor het tot ontbranding brengen van
<Desc/Clms Page number 5>
het in de trommel gestorte afval. Op de kamer 19 is de persleiding van een ventilator 21 aangesloten waarvan de zuigleiding aansluit op een leiding 22 die uitmondt in de laadplaats 23 van de inrichting.
Doorheen deze leiding wordt de verbrandingslucht aangezogen die via de ringvormige doorgang 15 in de wand 13 en het voorste open einde van de buis 10 in de trommel wordt gestuurd voor het afkoelen van de dubbele wand 2-3 en de verbranding van het afval. Om deze afkoeling optimaal te doen verlopen en een goede verbranding der gassen te verzekeren is in de wand 13 een pijp 24 gemonteerd waardoorheen gerecycleerde rookgassen in de trommel worden gestuurd.
Hiervoor is de pijp aangesloten op een leiding 25 met ventilator 26 en waarvan het andere einde is aangesloten op de afvoerleiding 27 die naar de gaswasinrichting loopt. Deze laatste leiding is aangesloten op een electrofilter 28 voor het zuiveren van de gassen en die op zijn beurt is aangesloten op een warmtewisselaar 29 aangesloten op het rookgaskanaal 30 dat onderaan een opening 31 heeft voor de afvoer van de slakken van de verbranding. In dit rookgaskanaal dat deel uitmaakt van een rondom de trommel gemetste kamer 32 mondt het achterste einde van de trommel uit. Het onderste gedeelte van de warmtewisselaar 29 en van de electrofilter 28 is voorzien van een afvoerleiding 33 voor het afvoeren van de vliegas van de verbranding. In de laadplaats 23 is boven een vulschacht 34 een rolbrug met laadbrug en grijper 35 opgesteld voor het vullen met afval van de vulschacht.
Deze vulschacht mondt doorheen de wand 13 uit in de trommel l en is voorzien van een door een drukcylinder bevolen schuif 36 voor het in de trommel duwen van het te verbranden afval.
Wanneer de brander 20 het binnenste van de trommel 1 heeft voorverwarmd en het afval via de vulschacht
<Desc/Clms Page number 6>
34 in de trommel 1 is gestort en ontbrandt, wordt de trommel 1 roterend aangedreven door het aandrijfmechanisme 16, zodat het afval geleidelijk naar achter wordt verplaatst in de trommel en afdoende wordt gemengd door de radiaal opgestelde dubbele wanden 11 van de trommel. Tevens zullen de door de leiding 22 aangevoerde verbrandingslucht doorheen de dubbele trommelwand 2-3, de radiaal opgestelde wanden 11 en de centrale buis 10 en de door de leiding 25 aangevoerde gerecycleerde rookgassen rechtstreeks in de verbrandingsruimte van de trommel worden gejaagd, zodat de wanden van de trommel afdoend zullen worden afgekoeld en aanbakken van het afval wordt vermeden.
Tevens dragen de radiaal opgestelde wanden 11 er zorg voor dat de rookgassen, de verbrandingslucht en de gerecycleerde rookgassen afdoende worden gemengd in de trommel om een afdoende verbranding van het afval te bekomen, waarvan de overblijvende slakken via de opening 31 onderaan het rookgaskanaal 30 worden afgevoerd. Tijdens de roterende beweging van de trommel 1 vallen de bolvormige afsluiters 8 steeds door hun eigen gewicht naar beneden, zodat de naar boven gerichte openingen 4 nooit afgesloten zijn en de naar onder gerichte openingen 4 afgesloten zijn met uitzondering van de radiale groefjes 5 ervan waarlangs steeds een klein gedeelte verbrandingslucht kan ontsnappen.
Door deze schikking kunnen de doorheen de dubbele wanden 2-3, de radiale wanden 11 en de centrale buis 10 van de trommel 1 stromende gassen opstijgen tussen het afval om er een optimale verbranding van te bekomen.
Het spreekt vanzelf dat de vorm, de afmetingen, het aantal, en de onderlinge opstelling der hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen en dat sommige dezer onderdelen kunnen worden vervangen door andere die hetzelfde doel nastreven.