<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze voor het bereiden van soepel polyurethaanschuim".
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van soepel polyurethaanschuim, waarbij men een polyether-polyol met een gemiddeld moleculair gewicht van 1000 tot 8000 en een gemiddelde functionaliteit niet groter dan 4 in reactie brengt met een organisch polyisocyanaat in aanwezigheid van een schuimstabilisator, een katalysator en een blaasmiddel dat methylformiaat bevat.
Voor de produktie van soepele polyurethaanschuimen worden blaasmiddelen aangewend welke in grote mate de densiteit en hardheid van het schuim bepalen.
Naast C02-gas dat op chemische wijze vrijkomt door de reactie van water met een (poly) isocyanaat, wordt voor een groot aantal verschillende schuimkwaliteiten met lage densiteit en/of lage hardheid een bijkomend "fysisch" blaasmiddel aangewend.
In de huidige produktietechnologie ter bereiding van soepel polyurethaanschuim wordt als fysisch blaasmiddel trichlorofluoromethaan (CC13F) (en in mindere mate methyleenchloride CH2C12) gebruikt, welk omwille van specifieke kenmerken aanleiding geeft tot optimale processabiliteit en optimale eigenschappen van het gevormde soepel polyurethaanschuim.
Volgens experten en recente wetenschappelijke studies zijn o. a. chloorfluorhoudende koolwaterstoffen (waaronder CC13F) stoffen die tot afbraak van de ozonlaag leiden. In deze optiek is het dan ook bijna zeker dat o. a. het gebruik van CC13F als fysisch
<Desc/Clms Page number 2>
blaasmiddel in soepel polyurethaanschuim in de toekomst sterk beperkt en hoogstwaarschijnlijk verboden zal worden.
Het gebruik van alkylalkanoaat-verbindingen met een moleculair gewicht kleiner dan 74 als fysisch blaasmiddel voor de produktie van soepel polyurethaanschuim is reeds gekend en wordt ondermeer beschreven in het U. S. octrooi 3. 879. 315.
In dit U. S. octrooi 3. 879. 313 wordt de nadruk gelegd op het gebruik van een mengsel bestaande uit hoogstens 50 gew. % methylformiaat en minstens 50 gew. % CC13F en vooral op het gebruik van een azeotroop'mengsel bestaande uit 18 gew. % methylformiaat en 82 gew. % CC13F, als fysisch blaasmiddel in conventionele soepele schuimformulaties, met als ekonomisch doel een deel van CC13F te vervangen door methylformiaat, waardoor een groter gasvolume per kg blaasmiddel verkregen wordt en aldus de blaasefficiëntie (per gewichtseenheid fysisch blaasmiddel) verhoogd wordt.
Het gebruik van zuiver methylformiaat wordt zeer summier in een enkel voorbeeld vernoemd, zonder vermelding van gemeten fysische schuimeigenschappen. In dit ene voorbeeld stelde men wel scheuren vast in het schuim.
Uit dit octrooi volgt dat, vanuit. industrieel oogpunt, het vereist is steeds een relatief belangrijke hoeveelheid chloorfluorhoudende koolwaterstoffen als fysisch blaasmiddel te gebruiken in klassieke formulaties bij de bereiding van soepele polyurethaanschuimen daar het gehalte aan methylformiaat als fysisch blaasmiddel een bepaalde grens niet mag overschrijden wegens de kritische processabillteit en de slechtere fysische eigenschappen van het verkregen produkt in vergelijking met een werkwijze waarin trichlorofluoromethaan en/of methyleenchloride als fysisch blaasmiddel gebruikt worden.
De uitvinding heeft hoofdzakelijk tot doel een gewijzigde schuimformulatie voor te stellen die toelaat aan de nadelen te verhelpen bij het gebruik van een relatief hoog gehalte aan methylformiaat als blaasmiddel.
<Desc/Clms Page number 3>
Tot dit doel voegt men aan genoemd reactiemengsel van polyether-polyol, isocyanaat, schuimstabilisator, katalysator en blaasmiddel, dat methylformiaat bevat, een verknopingsmiddel ("cross-linker/extender") en/of aminekatalysator met uitgestelde werking toe.
EMI3.1
In een meer bijzondere van de uitvinding gebruikt men een verknopingsmiddel dat een polyol bevat met een moleculair gewicht niet groter dan 400 en met een functionaliteit van ten minste 2 en ten hoogste 8.
Hierbij wordt vooral de voorkeur gegeven aan glycerol, trimethylolpropaan, ethylenglycol, propyleenglycol, diethyleenglycol, dipropyleenglycol en butandiol.
Als aminekatalysator geeft men volgens de uitvinding de voorkeur aan een amine die minstens gedeeltelijk met een carboxylzuur geneutraliseerd is, waarbij dit carboxylzuur reageert met isocyanaat of met in het reactiemengsel aanwezige primaire aminegroepen om aldus het amine als katalysator geleidelijk vrij te zetten tijdens de polyurethaanschuimvorming.
Een andere aminekatalysator met uitgestelde werking, die eveneens bijzonder geschikt is, is de zogenoemde warmtegevoelige aminekataJysator waarvan de katalytische activiteit stijgt met toenemende temperatuur.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van ondermeer enkele typische schuimformulaties volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte van de uitvinding niet.
Het is de bedoeling van deze uitvinding een werkwijze voor te stellen voor de bereiding van soepel polyurethaanschuim met als fysisch blaasmiddel methylformiaat of een mengsel van methylformiaat en op zichzelf bekende gehalogeneerde blaasmiddelen zoals trichlorofluoromethaan en methyleenchloride, waarbij het grootste gedeelte van dit blaasmiddel gevormd wordt door methylformiaat.
<Desc/Clms Page number 4>
Hierbij gaat de voorkeur zelfs uit naar het gebruik van zuiver methylformiaat of een mengsel van methylformiaat met gekende niet volledig gehalogeneerde blaasmiddelen als enig fysisch blaasmiddel, waardoor het gebruik van trichlorofluoromethaan volledig uit het produktieproces kan geschakeld worden.
Het is immers zo dat de gekende niet volledig gehalogeneerde blaasmiddelen, op enkele uitzonderingen na, weinig invloed op het afbraakproces van de ozonlaag hebben. Bovendien wordt er volgens de uitvinding naar gestreefd om hierbij een optimale processabiliteit te waarborgen en een polyurethaanschuim te produceren waarvan de mechanische en comforteigenschappen vergelijkbaar zijn met deze die verkregen worden door gebruik te maken van trichlorofluoromethaan als fysisch blaasmiddel.
De uitvinding heeft meer bepaald betrekking op een werkwijze voor de bereiding van soepele polyurethaanschuimen op basis van conventionele polyether-polyolen die geproduceerd worden in lange blokken ("slabstock") of in vormen ("hot moulding").
Volgens de uitvinding heeft men vastgesteld dat, teneinde een goede processabiliteit te garanderen, vergelijkbaar met deze van een werkwijze, waarin conventionele fysische blaasmiddelen op basis chloorfluor-houdende koolwaterstoffen aangewend worden, fundamentete formulatiewijzigingen noodzakelijk zijn welke erin bestaan aan de gekende schuimformulaties in bepaalde hoeveelheden een verknopingsmiddel ("crosslinker/extender") en/of een zogenaamde aminekatalysator met uitgestelde werking toe te voegen.
Aangezien het Engels woord"crosslin- ker/extender"een meer gebruikelijke term is in dit specifiek domein dan het woord"verknopingsmiddel"wordt voor de eenvoud en duidelijkheid in de verdere beschrijving enkel nog het woord"crosslinker/extender" gebruikt.
Verder heeft men, volgens de uitvinding, vastgesteld dat voor het verkrijgen van een polyurethaanschuim met goede fysische eigenschappen, in het bijzonder wat betreft de hardheid en'compression sets", een overmaat aan isocyanaten, gekarakteriseerd
<Desc/Clms Page number 5>
door een isocyanaatindex groter dan 100 en bij voorkeur begrepen tussen
105 en 115, gewenst is in de meeste schuimformulaties waarin dus een overmaat methylformiaat als fysisch blaasmiddel gebruikt wordt samen met een crossiinker/extender en/of een zogenaamde aminekatalysator met uitgestelde werking.
De polyether-polyolen die gebruikt kunnen worden in de werkwijze volgens deze uitvinding zijn dezelfde als deze die algemeen aangewend worden voor de produktie van soepele polyurethaan polyether schuimen, en hebben in het meest algemene geval een moleculair gewicht gelegen tussen 1000 en 8000 en een functionaliteit niet groter dan 4. Hierin begrepen zijn de traditionele polyether-polyolen, polyadditieprodukten van een alkylenoxide, zoals propyleen-en/of ethyleenoxide op een starter, zoals ethylenglycol, trimethyJolpropaan, voor de produktie van soepel blokschuim ("slabstock") en aktieve polyether-polyolen met een hoger gehalte aan primaire hydroxylgroepen voor de produktie van soepel vormschuim ("hot moulding").
In het meest algemene geval kan de polyol een mengsel zijn van alle bovengenoemde polyolen, met dien verstande dat het gemiddelde moleculair gewicht van deze polyol ligt tussen 1000 en 8000 en dat de gemiddelde functionaliteit niet groter is dan 4.
De organische polyisocyanaten beantwoorden aan de algemene formule X (NCO) i, waarin i minstens gelijk is aan 2 en gewoonlijk kleiner is dan 6 en waarbij X een alifatisch, cycloalifatisch of aromatisch radicaal voorstelt, al of niet gesubstitueerd met een halogeen of alkoxygroep, met als voornaamste tolueendilsocyanaat (2, 1f en 2, 6) en methyieen-difenyidiisocyanaat. Ook derivaten, prepolymeren (o. a. trimeren) en mengsels van al deze stoffen kunnen aangewend worden in de hier beschreven werkwijze.
Voor de produktie van conventionele soepele polyether schuimen wordt meestal gebruik gemaakt van de 2, 4en 2, 6-isomeren van tolueendiisocyanaat of mengsels hiervan.
<Desc/Clms Page number 6>
Naast polyol en polyisocyanaat is bij voorkeur steeds een chemisch blaasmiddel aanwezig dat gevormd kan worden uit water en/of een andere chemische verbinding, zoals mierenzuur, die door reactie met polyisocyanaat C02-gas vrijzet dat voor een gedeelte van de schuimvorming verantwoordelijk is.
De totale schuimvorming wordt bekomen door aan deze drie componenten een extra fysisch blaasmiddel toe te voegen, dat, in het geval van deze uitvinding, bijvoorbeeld bestaat uit een mengsel van methylformiaat met minstens een van de volgende verbindingen : trichlorofluoromethaan (R 11), andere gekende volledig gehalogeneerde koolwaterstoffen, zoals dichlorodifluoromethaan, trichlorotrifluoroethaan, dichlorotetrafluoroethaan, gekende niet volledig gehalogeneerde koolwaterstoffen zoals methyleenchloride, ethylchlorid, bromoethaan, l, i, i-triUuoro- 2, 2-dichioroethaan, i, i, l, 2-tetrafiuoroethaan, dichlorofluoroethaan, chloro- 1, 2, 2, 2 tetrafluoroethaan. chloropropeen.
1-chloropropaan, 2-chloropropaan, waarbij de concentratie van methylformiaat in dit mengsel bij voorkeur minstens 50 gew. % bedraagt.
Om ecologische redenen gaat de voorkeur echter naar het gebruik van zuiver methylformiaat of een mengsel van methylformiaat met gekende niet volledig gehalogeneerde blaasmiddelen als enig fysisch blaasmiddel.
Als schuimstabilisatoren kunnen conventionele polyalkylsiloxaanpolyether copolymeren aangewend worden en als katalysatoren de gekende amine- en metaalkatalysatoren. Indien nodig kunnen additionele produkten, zoals vlamvertragers, vulstoffen, pigmenten, antioxidantia en andere gangbaar bekende additieven toegevoegd worden aan de formulatie.
Essentieel aan deze werkwijze, volgens de uitvinding, is de toevoeging van crosslinkers/extenders en/of van speciale aminekatalysatoren met uitgestelde werking.
De crosslinkers/extenders welke hier bedoeld worden zijn laagmoleculaire verbindingen met een moleculair gewicht niet groter dan 400 en met een functionaliteit van minstens 2, welke bijvoorbeeld kunnen gekozen worden uit de groep van volgende
<Desc/Clms Page number 7>
polyalcoholen en/of volledig gesubstitueerde alkanolamines : glycerol, trimethylolpropaan, ethylenglycol, propyleenglycol, diethyleenglycol, dipropyleenglycol, butandiol, triethanolamine.
De functionaliteit van minimum 2 kan ook betrekking hebben op minstens 1 functionele OH-groep en minstens 1 functionele NH (of NH)-groep of op minstens 2 functionele NH (of NH)-groepen, zodat de gebruikte crosslinkers/extenders een of meerdere alkanolamins, en/of polyamines, zoals mono- en diethanolamine, diisopropanolamine, kunnen bevatten.
Van bovenbedoelde crosslinkers/extenders komen eveneens alkyl-gesubstitueerde derivaten en alkylenoxide polyadditieprodukten in aanmerking.
De aminekatalysatoren met uitgestelde werking die, volgens de uitvinding, toegepast worden, kunnen in twee kategorien ingedeeld worden : (a) amines die gedeeltelijk of volledig geneutraliseerd zijn met carboxylzuren, welke. met isocyanaat of primaire aminegroepen reageren, en zo het amine vrijzetten als katalysator, en (b) thermosensitieve amines, waarvan de katalytische aktiviteit exponentieel stijgt met verhogende temperaturen, ingevolge bijvoorbeeld een verlaging van de sterische hinder door verhoogde beweeglijkheid, betere toegankelijkheid van het stikstofelektronenpaar en verminderde waterstofbinding.
Deze aminekatalysatoren worden bij voorkeur gebruikt in hoeveelheden vari rend van 0, 05 tot 1, 0 gewichtsdelen op 100 delen polyol, terwijl de crosslinkers/extenders in een hoeveelheid van 0, 1 tot 3, 0 delen op 100 delen polyol worden aangewend en preferentieel in een hoeveelheid van 0, 3 tot 0, 7 delen op 100 delen polyol.
Uiteraard is het ook mogelijk om zowel een bepaalde hoeveelheid crosslinkers/extenders als een bepaalde hoeveelheid van de hiervoor beschreven aminekatalysatoren met uitgestelde werking als katalysesysteem aan te wenden.
In het genoemd fysisch blaasmiddel wordt op een voordelige wijze minstens 95 % en zelfs 100 % methylformiaat gebruikt en dit in een hoeveelheid die varieert van 1 tot
<Desc/Clms Page number 8>
30 gewichtsdelen per 100 gewichtsdelen polyol.
Als chemisch blaasmiddel gebruikt men op een voordelige wijze van 0, 5 tot 5, 3 gewichtsdelen water of 0, 1 tot 5 gewichtsdelen mierenzuur per 100 gewichtsdelen polyol, waarbij een voorkeur gegeven wordt aan een formulatie waarin als chemisch blaasmiddel minstens 3, 5 gewichtsdelen water of een equivalente hoeveelheid andere chemische blaasmiddelen per 100 gewichtsdelen polyol gebruikt worden
Hierbij kan vermeld worden dat, ten opzichte van de schuimformulaties die beschreven werden in het boven besproken U. S. octrooi 3 879 315, volgens de uitvinding een veel wijder concentratiegebied aan water in de formulatie toegelaten is. Immers in dit U. S. octrooi wordt sterk de voorkeur gegeven aan formulaties die ten hoogste 3, 5 gewichtsdelen water per 100 gewichtsdelen polyol bevatten.
Door deze schuimformulaties met meer dan 3, 5 gewichtsdelen water per 100 delen polyol kan men dus polyurethaanschuimen met een densiteit van minder dan 20 kg/m bekomen.
Verder wordt de voorkeur gegeven, voor de reacties tussen polyether-polyol, polyisocyanaat en chemisch blaasmiddel, aan een katalysesysteem dat bestaat hetzij uit de combinatie van een conventionele organische metaalkatalysator, bijvoorbeeld een organische tinverbinding, waarvan de hoeveelheid varieert tussen 0, 05 0, 5 gewichtsdelen per 100 delen polyol en een conventionele aminekatalysator, waarvan de hoeveelheid begrepen is tussen 0, 01 en 0, 9 gewichtsdelen per 100 delen polyol samen met 0, 1 tot 3 gewichtsdelen crosslinker/extender per 100 delen polyol.
Een andere geschikte combinatie is deze van genoemde organische metaalkatalysator met 0, 05 tot 1 gewichtsdelen van genoemde aminekatalysator met uitgestelde werking per 100 delen polyol.
In de hierna volgende voorbeelden, werden meer specifiek volgende grondstoffen gebruikt :
<Desc/Clms Page number 9>
t) Polyether-polyolen Pl is een traditionele polyether-polyol met gemiddeld moleculair gewicht 3300 en OH-getal 49-53 en werd vervaardigd door polyadditie van ethyleen-en propyleenoxide op glycerol. PI bevat praktisch geen primaire OH groepen. P2 is een reactieve polyether-polyol met een gemiddeld moleculair gewicht van 3000 en OH-getal 54-58 bekomen door polyadditie van ethyleen- en propyleenoxide op glycerol en bevat typisch 50 % primaire hydroxylgroepen.
2) Organisch polyisocyanaat 11 is een mengsel van 80 gew. % 2, 4-tolueen-diisocyanaat en 20 gew. % 2, 6-tolueen-diisocyanaat (T80).
12 is een mengsel van 65 gew. % 2, 4 tolueen-dHsocyanaat en 35 gew. % 2, 6 tolueen-diisocyanaat (T65).
K = isocyanaatindex en geeft. de overmaat isocyanaat weer t. o. v. de theoretische benodigde hoeveelheid en kan vari ren tussen 90 en 120.
3) Katalysatoren en crosslinkers/extenders Als conventionele en speciale katalysatoren en crosslinkers/extenders werden gebruikt : - SO : tinoctoaat - Al : een mengsel van 70 gew. % bis- (2-dimethylaminoethyl) -ether en 30 gew. % dipropyleen-glycol - DABCO 33LV : een mengsel van 33 gew. % triethyleendiamine en 67 gew. % dipropyleen-glycol - DMAE : dimethylethanolamine - U : een aminekatalysator met uitgestelde werking - Glycerol als "crosslinker" 4) Stabilisatoren De gebruikte schuimstabilisatoren zijn polydimethylsiloxaan polyether copolymeren, commercieel beschikbaar als SC162 of B4900.
5) Blaasmiddelen - chemisch : water - fysisch R-ll: trichlorofluoromethaan MC : methyleenchloride
<Desc/Clms Page number 10>
MF : methylformiaat
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de aangewende testmethoden voor de fysische en mechanische eigenschappen van het schuim.
Voorbeeld I In dit voorbeeld wordt aangetoond dat het onmogeiijk is om R-U te vervangen door een equivalente hoeveelheid MF zonder de in deze uitvinding beschreven formulatie-aanpassingen door te voeren. De basisformulaties voor deze proeven zijn gegeven in tabel 2 en de resultaten in tabellen 3 en 4.
Voor soepel polyurethaanschuim is het uiterst belangrijk dat de luchtweerstand voldoende klein is, maar dat tevens de fysische celstructuur geen scheuren vertoont.
Men spreekt van een open schuim in tegenstejhng tot gesloten schuim welk een hoge luchtweerstand vertoont.
In de praktijk kan men door variatie van de hoeveelheid tinkatalysator in de formulatie gaan van volledig open (met scheuren of zelfs invallen) tot volledig gesloten (krimp) schuim.
In werkelijke produktieomstandigheden is het dan ook belangrijk een wijde concentratiezone te hebben, waartussen het gehalte aan tinkatalysator kan vari ren om de openheid van het schuim optimaal te sturen, in functie van andere mogelijke procesvariaties.
Deze zone wordt hier aangeduid als SO-marge en de proeven in dit voorbeeld zijn bedoeld om de SO-marge van de vier voorgestelde formulaties te vergelijken.
De proeven werden als volgt uitgevoerd : aan 200 gr polyol Pl werden achtereenvolgens in aangepaste hoeveelheden water, aminekatalysatoren, schuimstabilisator en eventueel glycerol toegevoegd. Een 1/10 verdunning van tinoctaat in polyol werd dan toegevoegd waarna dit mengsel 10 sec. met een roerder op 2000rpm gemixt werd. Daarna werd een mengsel van isocyanaat en fysisch blaasmiddel (R-11 of MF) toegevoegd en verder gemengd gedurende 7 sec. Dit reactiemengsel werd uitgegoten in een kartonnen doos met als afmetingen 250 X 250 X 250 mm.
<Desc/Clms Page number 11>
Het opschuimen van het reactiemengsel werd daarna nauwkeurig visueel gevolgd en de rijstijd bij het einde van de expansie werd genoteerd.
Daarna werden de densiteit en luchtweerstand van de schuimen bepaald, alsmede van de representatieve proeven fysische eigenschappen, zoals CLD-hardheid en"compressie sets"bij 90, 75 en 50 % indrukking.
Volgens het criterium voor aanvaardbare Juchtdooriaatbaarheid van de schuimen, kunnen we de processabiliteit (of SO-marge) voor de vier onderzochte formulaties samenvatten als volgt :
EMI11.1
<tb>
<tb> Formulate <SEP> SO-marge <SEP> X
<tb> A <SEP> 0, <SEP> 15 <SEP> - <SEP> 0, <SEP> 25 <SEP> 4
<tb> B
<tb> C <SEP> 0, <SEP> 125 <SEP> - <SEP> 0, <SEP> 25 <SEP> 5
<tb> D <SEP> 0, <SEP> 3-0, <SEP> 4 <SEP> 4
<tb>
EMI11.2
X = aantal stappen van 0, SO binnen de SO-marge We zien dat zowel de toevoeging van glycerol als de vervanging van de conventionele aminekatalyse door aminekatalysatoren met "uitgestelde werking"resulteert in een processabiliteit met zuiver methylformiaat die minstens even goed is als deze van de formulaties met zuiver R-it.
Met schuimformulaties met zuiver methylformiaat en zonder deze aanpassingen is het onmogelijk om aanvaardbaar schuim te verkrijgen (t. t. z. zonder scheuren). Dit wordt bevestigd in US octrooi 3. 879. 315 waar in het enige voorbeeld met zuiver methylformiaat (ex. IV, table VIII, foam number 5) tevens scheuren werden vastgesteld.
In tabel 4 worden de resultaten gegeven van metingen die werden uitgevoerd op representatieve handgemengde schuimmonsters.
Uit deze resultaten volgt dat de "compression sets" met methylformiaat als blaasmiddel slechter zijn in vergelijking met R-H als blaasmiddei. In volgende voorbeelden wordt aangetoond dat dit te verbeteren is door een voldoende hoge isocyanaatindex aan te houden.
<Desc/Clms Page number 12>
Voorbeeld 2 Op een pilootmachine werden schuimblokken geproduceerd.
De condities en blokdimensies zijn weergegeven in tabel 5.
In tabel 6 is een overzicht gegeven van formulaties en eigenschappen op representatieve schulmblokken. Zoals men kan zien heeft de variatie van de isocyanaat-index (K) een grote invloed op de "compression sets" van het schuim. Aanvaardbare mechanische en comforteigenschappen worden bekomen met methylformiaat als blaasmiddel bij een isocyanaatindex van 110 in vergelijking met CC13F als blaasmiddel bij index 104. In dit laatste geval E zijn bovendien densiteit en hardheid vergelijkbaar. Voor gelijke densiteit heeft men een hoeveelheid methylformiaat nodig die ongeveer de helft bedraagt van de hoeveelheid R-11 in de conventionele situatie.
Voorbeeld 3 In tabel 7 worden formulaties en eigenschappen gegeven van een
EMI12.1
vergelijking tussen vormschuim op basis van R-ll en MF.
Na vervanging van R-ll door een equivalente hoeveelheid MF en additie van 0, 6 delen glycerol, of additie van 0, 3 delen glycerol en vervanging van de konventionele aminekatalysatoren door aminekatalysatoren met uitgestelde werking, worden vergelijkbare eigenschappen van het schuim bekomen.
Voorbeeld 4 Op de pilootmachine (cfr. vb. 2) werden schuimblokken geproduceerd. In dit voorbeeld werd aangetoond dat de werkwijze volgens deze uitvinding voor een zeer breed gamma van soepele polyurethaanschuimen kan aangewend worden. In de formulaties C en D wordt tevens methyleenchloride als bijkomend fysisch blaasmiddel aangewend.
Formulates en eigenschappen zijn weergegeven in tabel 8.
<Desc/Clms Page number 13>
TABEL 1 : Aangewende normen voor de bepaling van de fysische schuimeigenschappen-
EMI13.1
<tb>
<tb> : <SEP> i <SEP>
<tb> EIGENSCHAP <SEP> EENHEID <SEP> NORM <SEP>
<tb> Netto <SEP> densiteit <SEP> kg/m3 <SEP> ISO <SEP> 845 <SEP>
<tb> ILD <SEP> - <SEP> hardheid <SEP> N <SEP> ISO <SEP> 2439B
<tb> Sag <SEP> factor <SEP> (SF) <SEP> - <SEP> ILD <SEP> 65 <SEP> %/ILD <SEP> 25 <SEP> %
<tb> CLD-hardheid <SEP> ! <SEP> kPa <SEP> ! <SEP> ISO/DIS <SEP> 3386
<tb> Verlenging <SEP> bij <SEP> breuk <SEP> % <SEP> ISO <SEP> 1798
<tb> .
<SEP> ! <SEP> Treksterkte <SEP> ! <SEP> kPa <SEP> I <SEP> ISO <SEP> 1798
<tb> ! <SEP> ! <SEP> I <SEP>
<tb> Scheursterkte <SEP> N/cm <SEP> ASTM <SEP> D3574
<tb> ! <SEP> ! <SEP> ! <SEP>
<tb> Elasticiteil <SEP> 5 <SEP> ASTM <SEP> D3574
<tb> Compression <SEP> sets <SEP> % <SEP> ISO <SEP> 1856B
<tb> Luchtweerstand <SEP> (1) <SEP> cm <SEP> H2O <SEP> interne
<tb> Recticel <SEP> Methode
<tb>
(1) De interne Recticel methode ter bepaling van de luchtweerstand van soepel polyurethaan schuim heeft tot doel het open/geslotencellig karakter van het schuim te kwantificeren.
Door een schuimmonster met dimensies 400X400X 100 wordt door middel van een dun buisje in een plaat lucht geblazen bij een druk van 1,5 bar en een debiet van 250 ml/sec.
De wwerstand die de lucht ondervindt om door het schuimmonster te gaan wordt overgedragen op een waterkolom, waar de zogenaamde luchtweerstand wordt afgelezen in cmH20.
<Desc/Clms Page number 14>
EMI14.1
TABEL 2 : Formulates voorbeeld 1.
EMI14.2
<tb>
<tb>
FORMULATIE <SEP> A <SEP> B <SEP> C <SEP> D
<tb> 1) <SEP>
<tb> P1 <SEP> 100 <SEP> 100 <SEP> 100 <SEP> 1002) <SEP> Totaal <SEP> water <SEP> 3,9 <SEP> 3,9 <SEP> 3,9 <SEP> 3,9
<tb> K <SEP> 104 <SEP> 104 <SEP> 104 <SEP> 104
<tb> 3) <SEP> Glycerol--'0, <SEP> 5 <SEP>
<tb> t <SEP> t <SEP>
<tb> 4) <SEP> Il <SEP> 47,4 <SEP> 47,4 <SEP> 48,9 <SEP> 47,4
<tb> ! <SEP> ! <SEP>
<tb> I <SEP> 5) <SEP> OABCO <SEP> 33LV <SEP> 0,6 <SEP> 0,6 <SEP> 0,6
<tb> 6) <SEP> U <SEP> - <SEP> - <SEP> - <SEP> 0,4
<tb> 7) <SEP> SC <SEP> 162 <SEP> 2,0 <SEP> 2,0 <SEP> 2,0 <SEP> ,20
<tb> 8) <SEP> SO <SEP> var. <SEP> var. <SEP> var. <SEP> var.
<tb>
9) <SEP> R-11 <SEP> 25 <SEP> - <SEP> - <SEP> -
<tb> 1 <SEP> MF <SEP> - <SEP> 12,5 <SEP> 12,5 <SEP> 12,5
<tb> -
<tb>